Learn Dutch - Episode 34: the body

joint-human-anatomy-shoulder-skeleton-organ-human

Credit: PxHere / CC0 1.0 DEED

Get the SBS Audio app

Other ways to listen

In this podcast series you will learn a few Dutch words and pronunciations every week in a few minutes. Joyce Diebels from Dutch with Joyce discusses all body parts in this Dutch mini-lesson.


Words from lesson 34: the body
EngelsNederlands
body(het) lichaam of (het) lijf
head(het) hoofd
neck
(de) hals (front of the neck)
(de) nek (back of the neck)
shoulders(de) schouders
upper body(het) bovenlijf of (het) bovenlichaam
chest(de) borst / twee borsten
tummy(de) buik
arm / arms(de) arm / twee armen
upper arm(de) bovenarm
elbow(de) elleboog
hand(de) hand
wrist(de) pols
finger(s)(de) vinger / twee vingers
lower body(het) onderlichaam
butcheecks(de) billen
leg(s)(het) been / twee benen
knee(de) knie
ankle(de) enkele
shin(het) scheenbeen
foot / feet(de) voet / twee voeten
toe(s)(de) teen / twee tenen
big toe(de) grote teen
small toe(de) kleine teen
Sentences to practice with:
Ik steek mijn nek uit voor jou.
Tussen je bovenarm en onderarm zit je elleboog.
Tussen je onderarm en je hand zit je pols.
Aan je hand zitten vijf vingers: duim, wijsvinger, middelvinger, ringvinger en pink.
Tussen het bovenbeen en het onderbeen is jouw knie.
Onder jouw onderbeen heb jij een voet.
En tussen je onderbeen en je voet zit je enkel.
Jij hebt vijf tenen aan je voet.
Click here for more information about Joyce from Dutch with Joyce.

Share